Tijdens de geweldige verkiezingscampagne van 2022 is op onze Facebook- en Instagramkanalen een serie verschenen over diverse steden en dorpen binnen onze gemeente, genaamd: Trots op onze gemeente! Omdat het zo leuk is om deze serie terug te lezen, is deze hieronder nogmaals opgenomen in alfabetische volgorde!
TROTS OP ONZE GEMEENTE: BRUNNEPE
Volgens een hardnekkige mythe zou Brunnepe vanwege haar naam ouder zijn dan Kampen. Wat we zeker weten is dat de oudst bekende vermelding van Brunnepe van jongere datum is dan die van de andere nederzettingen aan dezelfde kant van de IJssel. Het bestaan van Brunnepe blijkt pas voor het eerst uit een vermelding in 1316. Dat Brunnepe ouder zou zijn dan Kampen vindt geen ondersteuning in schriftelijke bronnen of archeologisch onderzoek. Dat de naam zou wijzen op een herkomst van voor het jaar 1000 is daarom uitgesloten. Een nederzetting blijft niet eeuwenlang ongenoemd.
In de jaren vóór 1300 werd een ringdijk om de door de landheer aan Kampen geschonken landen aangelegd om de stad en haar weiden te beschermen tegen de Zuiderzee. Deze ringdijk werd Sint Nicolaasdijk genoemd naar de patroonheilige van Kampen. Een andere benaming voor die dijk was zwettedijk (grensdijk), dat later werd verbasterd tot de naam Zwartendijk. Om tot een gesloten dijkring te komen, was het nodig dat de rondlopende dijk aan beide zijden werd verbonden met de IJsseldijken in het verlengde van de Oudestraat. Daarvoor moest een bestaande kreek tussen Pannekoekendijk en Sint Nicolaasdijk worden afgedamd. Deze dam kennen we nu als de Dorpstraat.
In die tijd werd een dergelijke afsnijding soms 'brand' genoemd, een woord dat verwant is met het Germaanse woord 'bren' (zwaard, afsnijder). Dat een afsluitende dijk in de middeleeuwen soms zo werd genoemd, weten we uit de rond 1180 gerealiseerde afdamming van het Zwin tussen Brugge en de zee. Bij deze dijk ontstond de plaats Damme, de dijk heet nog steeds Branddijk. Dichter bij huis kennen we de veertiende-eeuwse Branderdijk bij Grafhorst, waarmee een stuk buitendijks land in de bocht van het Ganzendiep wordt afgesneden.
In onze streken werd het woord Brand destijds uitgesproken als 'brân' (broan). Mensen die zich aan de naar deze brân leidende dijk vestigden, woonden 'brân-upwert' of kortweg 'brânuppe', dat later via Bronope en Bronepe veranderde in Brunnepe. Dus: niet ouder dan Kampen, maar wel bijzonder! (Foto: schoklandoordeeeuwenheen.nl)
TROTS OP ONZE GEMEENTE: GRAFHORST
In 1277 wordt de nederzetting Grafhorst voor het eerst in de bronnen vermeld. De voorgeschiedenis van dit plaatsje is in nevelen gehuld. Zelfs de herkomst van de naam is onzeker. De meest gangbare verklaring is dat het zou gaan om een horst met een graf erop. Een horst is een natuurlijke hoogte in het vlakke landschap, maar kleiner van hoogte en omvang dan bij IJsselmuiden en Wilsum.
De genoemde eerste vermelding is vrij laat voor een nederzetting op een hoogte. Nederzettingen als Wilsum en IJsselmuiden in een dezelfde natuurlijke omgeving worden al vermeld in respectievelijk 1213 en 1133. Omdat Grafhorst kerkelijk altijd tot IJsselmuiden heeft behoord, moet het vóór 1277 een IJsselmuidense buurtschap van geringe economische betekenis zijn geweest.
Mogelijk vanwege de directe ligging aan open water zal de Utrechtse bisschop als landheer in 1333 aan Grafhorst stadsrechten hebben verleend. Mogelijk kon het in de ogen van deze landsheer geen kwaad dat het destijds sterk groeiende Kampen wat nabije concurrentie kreeg.
TROTS OP ONZE GEMEENTE: ’S HEERENBROEK
Bij de verdeling van het te ontginnen Mastenbroek in 1363 werd ook een deel bestemd voor de bisschop. Als landheer van Salland beschikte hij over de verdeling van woeste gronden in dit gebied en gaf hij de aanzet tot de ontginning. Hieraan herinnert de naam 's-Heerenbroek: het voor de (land)heer bestemde deel van de broeklanden. De op zijn kosten gegraven Bisschopswetering herinnert eveneens aan deze 'ontginningsbisschop' Jan van Arkel. 's-Heerenbroek is door de eeuwen heen steeds een buurtschap gebleven en heeft nooit een zelfstandige eigen kerk gehad.
De na ontginning ingerichte en bedijkte Mastenbroeker Polder, waarin 's-Heerenbroek ligt, is dus geen drooggemalen meer, zoals de later ontstane Hollandse polders, maar een eenheid van waterbeheer. Ontwikkeld vanaf 1363 is het een van de oudste polders ter wereld met een zuiver geometrische inrichting. In 2013 vierde 's-Heerenbroek haar 650-jarig bestaan.
Over de historie van de nabijgelegen buurtschap Veecaten is vanuit de archieven vrijwel niets bekend. De nog steeds bestaande kerkelijke relatie met Zalk wijst op een vroegere binding met de Zalker heren van Buckhorst. De naam duidt op een kunstmatig verhoogde oever (denk aan het woord 'kade'), waarschijnlijk voor het verschepen van vee uit de achterliggende Mastenbroeker Polder.
TROTS OP ONZE GEMEENTE: IJSSELMUIDEN
Rechts van de IJssel bevonden zich in een drassige omgeving een aantal zandige hoogtes, hetzij oude rivierduinen hetzij bodemverheffingen uit de laatste ijstijd. Op één ervan ligt IJsselmuiden. In 1133 wordt deze plaats voor het eerst genoemd als Islemuthen. Het Oudnederlandse 'muthen' betekent 'monding'. Het dorp lag bij haar naamgeving kennelijk nabij de plek waar de IJssel in open water uitmondde. Namen met '-muthen' zijn ontstaan vóór het jaar 1000 en wijzen daarmee op vroege bewoning.
De kerk is gewijd aan de martelaren Crispinus en Crispinianus. In een oorkonde uit 1133 is te lezen dat o.a. land bij IJsselmuiden wordt geschonken aan een te stichten klooster Klarholz bij Osnabrück. Gezien het geschatte bouwjaar van de huidige dorpskerk (ca. 1200) en de aanwezigheid van een schrijn met relikwieën van Crispinus sinds de 9de eeuw in de domkerk van Osnabrück, is bij de bouw van de dorpskerk dit zeldzame schutspatronaat waarschijnlijk aangenomen. (Foto: Michiel Verbeek)
TROTS OP ONZE GEMEENTE: KAMPEN
De geschiedenis van de stad Kampen laat zich niet in enkele zinnen beschrijven. Daarom richten wij ons op de herkomst van de namen van de stadwijken. Veel wijknamen gaan terug op de vroegere verdeling van de stad in espels. Dat waren woonwijken met bijbehorend deel van de stadsweiden. Het woord 'espel' is afgeleid van et-spel. Hierbij staat 'etten' voor het grazen van vee en 'spel' voor een afgebakend gebied. Vergelijkbare woorden zijn 'dingspel' (rechtsgebied) en 'kerspel' (van kerk-spel = gebied van een parochie).
Zoals vrijwel elke stad had ook Kampen in de middeleeuwen een agrarisch karakter, vooral gericht op veeteelt. Daarvoor was grasland nodig om de koeien te laten grazen en voor het hooi. Dit grasland bevond zich in de broeken en op de maten. De laatste lagen dicht bij de stad, hadden een goede afwatering en werden gebruikt voor het hooi. De daarbuiten liggende broeklanden waren in de winter drassig en werden in de zomer gebruikt om vee te weiden.
Met deze korte uitleg zijn de namen van de woonwijken Bovenbroek, Cellesbroek, Hagenbroek en De Maten verklaard. Een beschrijving van Brunnepe is al eerder geplaatst. Flevowijk en Stationskwartier zijn moderne namen die geen toelichting behoeven. Dit geldt ook voor de Hanzewijk, al is dat wel een verwijzing naar het verleden van Kampen als Hanzestad. De wijknaam Binnenstad spreekt voor zich. De wijk Onderdijks ligt niet onder aan een dijk, maar is oorspronkelijk een buitendijkse polder aan de Oener of Onder dijk, zoals het dijkdeel tussen IJsseldijk en Venedijk destijds werd genoemd. De naam verwijst naar de buurtschap Oene of Onden, die daar vroeger lag.
TROTS OP ONZE GEMEENTE: KAMPEREILAND
Kampereiland is een streekdorp met een enkelvoudige naam. Vóór 1940 was het niet door bruggen met het vasteland verbonden en dus echt een eiland. Nog eerder bestond het uit meerdere eilanden, die van elkaar waren gescheiden door slenken, oude geulen in de langzaam gegroeide delta buiten de IJsselmonding. Het stond daarom voorheen bekend als de 'Kamper Eilanden'.
De vorming, van wat we nu Kampereiland noemen, begon na de Allerheiligenvloed van 1170. Door deze stormvloed ontstond de Zuiderzee, een ruime binnenzee in open verbinding met de Noordzee. Door het gemiddeld lager geworden waterpeil voerde de IJssel sindsdien meer water af. Buiten de monding verminderde de snelheid van het stromende water, waardoor het meegevoerde slib kon bezinken. Op een gunstige plek op de linker IJsseloever ontstond Kampen, dat zich een eeuw later had ontwikkeld tot een stad. In 1265 schenkt de bisschop van Utrecht als landheer van deze streek gronden aan Kampen, die letterlijk rondom de stad liggen. Behalve de broeklanden op de linker oever behoorden bij deze schenking ook gronden aan de overzijde van de IJssel, waaronder het beginnende Seveningen buiten de riviermonding.
Nog een eeuw later in 1363 besloot toenmalige landheer bisschop Jan van Arkel om de stad Kampen buiten de verdeling van Mastenbroek te houden en als compensatie alle toekomstige aanwas aan en om Seveningen aan deze stad te schenken. Een goede deal voor Kampen met een uniek landschap als erfgoed. (Foto: Freddy Schinkel)
TROTS OP ONZE GEMEENTE: WILSUM
Op een soortgelijke hoogte als IJsselmuiden ligt Wilsum, in 1213 voor het eerst vermeld als Wilsem. Namen op -hem, -em en -um zijn zogenoemde heemnamen. De uitgangen verwijzen naar 'heim' woonplaats). Het eerste woorddeel Wils- verwijst net als bij Welsum (bij Olst) naar 'welle', dat 'wal' betekent. De betekenis van de naam Wilsum is daarmee 'woonplaats op de wal'. Dat de plaats veel ouder is dan het jaar van de eerste naamvermelding blijkt uit de ouderdom van de huidige kerk, die volgens bouwkundig onderzoek vermoedelijk is gebouwd in de elfde eeuw. Voor het ontstaan van Wilsum als nederzetting kunnen we nog verder teruggaan in de tijd, omdat plaatsnamen met genoemde uitgangen dateren van vóór het jaar 1000. De beschermheilige Sint Lambertus past in dit beeld. Bij de vorming van een parochie moet deze in het jaar 705 gestorven Maastrichtse heilige als schutspatroon zijn aangenomen.
We weten niet precies wanneer, maar zeker is dat de Utrechtse bisschop vóór het jaar 1328 stadsrechten verleende aan Wilsum. Door de dijkaanleg vanaf 1308 langs de IJssel tussen de beek Hunnepe bij Deventer en het water de Zeneke bij de buurtschap Uiterwijk was Wilsum over land beter bereikbaar geworden. Mogelijk was dit een van de redenen, waarom Wilsum vóór Grafhorst (1333) met stadsrechten werd begunstigd. De uitgifte van deze privileges zal ook bedoeld zijn om enig tegenwicht te geven aan Kampen dat al vóór 1230 stadsrechten had afgedwongen door een omwalling op te werpen. Van een omwalling is het in Wilsum nooit gekomen.
Overigens blijkt uit een oorkonde van 1276 dat Wilsum vóór dat jaar al varende kooplieden kende, die evenals die uit Kampen, Zwolle en Deventer voeren op Brugge en omstreken.
TROTS OP ONZE GEMEENTE: ZALK EN KAMPERVEEN
Behalve de stad Kampen liggen het komdorp Zalk en het streekdorp Kamperveen links van de IJssel. Zalk en Kamperveen worden voor het eerst vermeld in respectievelijk 1213 en 1236. Daarmee zijn ze jonger dan Wilsum en IJsselmuiden. De relatief late bewoning aan die kant van de IJssel heeft te maken met het ontbreken van bodemverheffingen in de oorspronkelijk drassige omgeving. Desondanks kregen de aanwezige kleine verschillen in bodemgesteldheid een blijvende plaats in de naamgeving.
Zo komen we Zalk in 1213 tegen als Santlike en in 1277 als Sandebeke. Deze namen wijzen op een waterloop met een zandige bodem, een opvallend verschijnsel in een omgeving die bestaat uit veen. Duidelijk is dat de zandige ondergrond hier dicht aan de oppervlakte komt. De bouwtijd van de oudste delen van de toren van Zalk wordt geschat op het laatste kwart van de twaalfde eeuw.
De naam Kamperveen spreekt voor zichzelf: 'het veen bij Kampen'. In de middeleeuwen werd het gewoon Vene genoemd. Dat is nog te beluisteren in de namen Venedijk en Venestraat. Ook in het streekdorp Kamperveen komt het zand soms aan de oppervlakte, getuige de naam De Zande van een van haar buurtschappen. Uit oude documenten is bekend dat de ontginning van deze streek in de jaren na 1200 is gestart. Opvallend is dat zowel Kamperveen als Zalk naast Kampen de heilige Sint Nicolaas als schutspatroon hebben aangenomen. (Foto: Henk Monster)